1e zondag van de advent

KerkjaarCyclus: B

Intredelied:
115 De nacht loopt ten einde
117 Verheft uw hart
Antwoordpsalm:
P104 1e zondag Advent - B
Alleluia-vers:
3a Alleluia — Bereidt de weg des Heren
Bij de bereiding van de gaven:
109 Er komt gehoor voor onze nood
Communiezang:
111 Geen kracht meer om te leven
927 De Heer verschijnt te middernacht
Slotlied:
108 Op een God die door de eeuwen
Gregoriaans:
68 Rorate caeli


Inhoudelijk aansluitend bij de eerste lezing: ZJ 111 Geen kracht meer om te leven

Inhoudelijk aansluitend bij de evangelielezing: ZJ 117 Verheft uw hart

Overeenkomstig de aloude gregoriaanse aanhef Ad te levavi van deze zondag zingen wij de intredezang Verheft uw hart (117), een oproep tot hoop en vertrouwen. Heel onze christelijke eindtijdsverwachting wordt in de liturgie van deze zondag geconcentreerd: Verhoopt de dag die daagt voorgoed... Totdat Hij komt bestaan wij hier, wakend, en wetend dag noch uur. Daarmee wordt het evangelie in de intredezang reeds aangekondigd. Vooral omwille van de drie eerste strofen functioneert dit lied overigens zeer goed als intredezang. Een andere mogelijkheid voor de intrede is lied 115 De nacht loopt ten einde, dat ook reeds spreekt over de onverwachte komst van de mensenzoon.

Lied 127 Licht in onze ogen kan tijdens de advent gebruikt worden als een bede om ontferming (zie strofen 6 tot 8). Eventueel kan men elke zondag andere strofen uitkiezen, en telkens met de laatste drie strofen afsluiten. Ook lied 134 Doorbreek de ban van ons gemis kan dienst doen als gezongen Kyrie-litanie.

De antwoordpsalm 80 zet het aangrijpende gebed uit de profeet Jesaja verder: God, richt ons weer op en wij zullen gered zijn (P 104-105). Een mooi alternatief is natuurlijk Ruk open, Heer, de hemelpoort (101). Dit lied is de echo van vers 19b: Scheur toch de hemel open en daal af. De laatste zin is een prachtige adventsbede: O God met ons, maak ons bereid.

ZJ 3a biedt een Alleluia-vers dat bedoeld is voor de advent. Het kan tijdens de opeenvolgende zondagen herhaald worden, zodat de gemeenschap er mee vertrouwd raakt.

De communiezang komt uit de 900-reeks en kwam reeds voor op de 33ste zondag van de A-cyclus. Hij wijst op de diepe verwantschap en eenheid tussen de eindtijd en de advent. De verwachting van de komst van de Heer bloeit hier open in een groots feest van de hoop. De Heer verschijnt te middernacht... Zalig is hij die toch reeds wacht en hem begroeten wil (927). Hier moeten vooral de 1ste, 2de en 5de strofen aan de beurt komen. Een andere mogelijkheid vormt lied 108 Op een God die door de eeuwen om zijn trouw bezongen is waarvan de vier strofen telkens het wachten hernemen. Ofwel kan men nog een echo voorzien op de eerste lezing uit Jesaja, met lied 111 Geen kracht meer om te leven.