Doop van de Heer

KerkjaarCyclus: B

Intredelied:
131 Bode die zijn weg bereidde
330 Johannes doopt bij de Jordaan
Antwoordpsalm:
P209 Doop van de Heer - B
Alleluia-vers:
3b Alleluia — Ik verkondig u een blijde boodschap
Bij de bereiding van de gaven:
233 Gods woord van het begin
528 Gedenken wij dankbaar
Communiezang:
606 Wie ingaat tot dit water
609 Water, water van de doop
Slotlied:
210 Heer, hoe zijt Gij gekomen
780 U, Heer, zij lof gebracht


Als intredezang kan men lied 330 zingen: Johannes doopt bij de Jordaan. Met dit lied wordt de thematiek van het feest meteen in het licht gesteld.

De woorddienst opent vandaag met de uitnodiging die Jesaja in Gods naam laat klinken: “Komt naar het water, gij allen die dorst lijdt… komt naar Mij en luistert, en gij zult leven.” Binnen de context van het feest van de Doop van Christus ligt het verband met het doopwater voor de hand. Het keervers bij de antwoordzang uit Jesaja 12, luidt bovendien Gij zult in vreugde water putten uit de bronnen van heil (P 209). Een mogelijk alternatief is het kerstlied 204 Al wie dolend in het donker. Daarin wordt reeds de zending beschreven die Christus na zijn doop zal opnemen.

Met de communiezang maken wij de band met het mysterie van ons eigen doopsel: Wie ingaat tot dit water... ontvangt die op het water zweeft (606). Ofwel sluiten we de kersttijd af met een laatste kerstlied: 210 Heer, hoe zijt Gij gekomen, dat het mysterie van de geboorte en het Pasen van Jezus met elkaar verbindt. Vooral de derde strofe mag dan niet ontbreken: ‘Gij die zijt Heer en Meester, hebt als een knecht gewaakt... Wij hebben U verdreven maar Gij voert ons ten leven.’