5e zondag van de paastijd

KerkjaarCyclus: B

Intredelied:
402 Zingt voor de Heer een nieuw gezang
578 Volk van God
Antwoordpsalm:
P25 5e zondag van de paastijd - B
Alleluia-vers:
4c Alleluia — Ik ben de ware wijnstok
Bij de bereiding van de gaven:
548 Zo lief heeft God de wereld
757 Het woord, het goede woord van God
Communiezang:
757 Het woord, het goede woord van God
779 Ik ben de wijnstok
Slotlied:
728 U kennen, uit en tot U leven
Gregoriaans:
53 Kyriale I


Inhoudelijk aansluitend bij de tweede lezing:
- ZJ 548 Zo lief heeft God de wereld gehad (vooral str. 4)

Inhoudelijk aansluitend bij de evangelielezing:
- ZJ 779 Ik ben de wijnstok
- ZJ 728 U kennen, uit en tot U leven (str. 1,5,7)

Overeenkomend met het introïtus Cantate zingen wij als intredezang: Zingt voor de Heer een nieuw gezang (402). Het is een prachtig lied van verwondering en vreugde om al wat de Heer in zijn paasmysterie aan ons gedaan heeft: “Het is vol wonderen om u heen”.

In de Handelingen van de Apostelen (eerste lezing) gaat het vandaag over het eerste optreden van Paulus. De jonge Kerk breidt zich zienderogen uit. Een passend antwoord op deze lezing is de antwoordpsalm 22 met als keervers: Voor heel de menigte zal ik U prijzen (P 25). Dezelfde toon klinkt door in lied 427: Laat groot en klein nu vrolijk zijn, jubelend God dank bewijzen. Men zal zeker strofe 3 zingen: Gij, christenen, laat uw woord en daad zijn overwinning belijden.

Alleluia-vers 4 c sluit helemaal aan bij de tekst in het lectionarium en geeft reeds de kernidee van het evangelie mee. Men kan natuurlijk ook – zoals steeds - een andere gezongen Alleluia voorzien en het vers laten voorlezen door een lector.

De communiezang herneemt het evangelie met het lied 779: Ik ben de wijnstok, mijn Vader de wijngaardenier. Gij zijt de ranken. Het is toch precies in de communie dat wij met de verrezen Heer verbonden worden als de ranken met de wijnstok. Andere keuzemogelijkheden vormen 728 U kennen, uit en tot U leven (met dan zeker strofe 5) of 757 Het woord, het goede woord van God. In dit laatste lied maken de strofen 3 en 4 precies de overgang van Gods Woord, dat zich in Jezus heeft laten kennen, naar de concrete ‘werkzaamheid’ van dat Woord in mensen die zich er voor open stellen.