Victimae pascali laudes


Sequentia voor Pasen, te zingen na de tweede lezing en voor het alleluia.

Victimae paschali laudes is geschreven door Wipo van Bourgondië (+1050). De sequentia is geschreven voor Pasen en bestaat uit twee delen. De eerste drie strofen zijn lofprijzend van karakter. Vanaf de vierde strofe is de stijl dramatischer en meer dialogiserend. In het tweede deel is rijm, dat in de eerste strofen min of meer toevallig voorkomt, consequent toegepast. Het tweede deel lijkt onderdeel geweest te zijn van een paasspel, een spel dat in de Middeleeuwen zeer populair was. Om de gelovigen de inhoud van de grote feesten duidelijk te maken werden op het kerkplein het kerstverhaal, het paasverhaal of andere belangrijke verhalen uit de Bijbel uitgebeeld. Aan het begin van de vierde strofe lijkt de vraag aan Maria een dialoog tussen de gelovige en Maria uit een dergelijk paasspel te zijn. Maria treedt op als verkondigster van de opstanding.
Deze sequentia is zeer geliefd geweest, niet alleen bij rooms-katholieken maar ook bij protestanten. Tekst en melodie zijn vaak bewerkt. Zo ontstond het geestelijk volkslied ‘Christus is opgestanden’. Luther bewerkte het tot Christ lag in Todesbanden en Louis Bourgeois (?1510-?1561) gebruikte de melodie voor Psalm 80.
(Ignace Thevelein)

   
Terug naar overzicht