3e zondag van de veertigdagentijd

KerkjaarCyclus: C

Intredelied:
315 Wij roepen, Heer
566 Hoe is uw naam
Antwoordpsalm:
P180 3e zondag van de veertigdagentijd - C
Vers voor het evangelie:
3c Barmhartig de Heer
3d Lof en eer zij U
Bij de bereiding van de gaven:
324 Waar is de plaats die vrede lacht?
576 Bouwen aan een wereld
Communiezang:
318 Onze hulp is de naam van de Heer
Slotlied:
302 Gij hebt met groot geduld
Gregoriaans:
52 Kyriale XVII
72 Attende Domine


De zondagsliturgie van deze C-cyclus zet tijdens de veertigdagentijd heel bijzonder het mysterie van Gods verzoening in het licht. De keuze van het evangelie is daarbij opmerkelijk. Wij beginnen daarom deze viering met het zingen van lied 566 als intredepsalm.: Hoe is uw naam, waar zijt Gij te vinden…Geef ons vandaag een teken van liefde…Gij, de vergeving van alle zonden. Het is een beurtzang op psalm 103 (102). Men mag niet vergeten de vijfde en zesde strofe te zingen met het herhaalde Gij, de vergeving van alle zonden!

De eerste lezing uit het Oude Testament gaat weer zijn eigen weg – de grote etappes van de heilsgeschiedenis – en blijft vandaag staan bij Mozes. We beluisteren het verhaal van zijn ontmoeting met God bij de brandende doornstruik, waar hij zijn zending ontvangt.
De antwoordpsalm 103 sluit aan bij de uitspraak uit de eerste lezing dat God de ellende van zijn volk heeft gezien, en dat Hij afdaalt om het te bevrijden. Het keervers P 180 belijdt: “De Heer is steeds barmhartig, zijn genade onbeperkt”.

Aangezien vandaag en de volgende twee zondagen de evangelie in het teken staat van vergeving en verzoening, kan men heel passend acclamatie 3c Barmhartig de Heer en genadig voorzien vóór het evangelie.

Als communiezang kan men de intredepsalm 103 hernemen, zodat deze vandaag als een boog over de viering gespannen staat. Nu zingen we die psalm echter met de beurtzang 318: Onze hulp is de Naam van de Heer…Hij is voor ons een barmhartige Vader. Deze God beschuldigt ons niet en nooit zal Hij kwaad met kwaad vergelden. Ofwel kan men teruggrijpen naar de figuur van Mozes, met het lied Gij hebt met groot geduld uw heerlijkheid onthult…dit vuur ontstoken (302).